
De massale omarming van reclamebureaus van regionale accenten en dialecten is eveneens een teken aan de wand dat mijn buurvrouw wel eens gelijk kan hebben. En dat is vreemd omdat eind vorige eeuw iedereen dacht dat het dialect de 21ste eeuw niet zou halen.
Hoe anders is de situatie nu. Het platteland komt dagelijks naar u toe. Bij producten als Hooghoudt (Uut Grunn), Zeeuws Meisje (Ons ben zuunig hè) en Pijnenburgkoek (Noord-Brabants), kun je nog volhouden dat dit streekproducten zijn, waarvan de reclamemaker de authenticiteit versterkt met een accent of dialect. Maar hoe zit het met de reclames van SNS Bank (Limburgs), Cora van Mora (Limburgs), Pearl (Noord-Brabander met slechtziende helderziende vrouw) en UPC (Noord-Brabants)? Dit zijn allemaal bedrijven met een nationale uitstraling. Het antwoord van de communicatieafdelingen van deze bedrijven is steevast hetzelfde. We willen het gevoel van echtheid, eerlijkheid en authenticiteit versterken. Prima, als het de omzet verhoogt.
Wat mij wel tegen de borst stuit is als de overheid zich in zijn communicatie bedient van een dialect. Gemeenten werven bijvoorbeeld personeel dat een streektaal beheerst, in vacatureteksten opgesteld in het dialect. De overheid is er voor alle Nederlandse burgers en moet daarom te allen tijde in het ABN communiceren. Dus ook een grappig bedoeld Postbus 51-spotje als Tied veur ’t nije ried’n is niet geschikt als overheidscommunicatie. De overheid zou op dit punt een principieel beleid moeten ontwikkelen. Dialect en streektalen sluiten groepen uit en daar mag de overheid zich niet aan schuldig maken.
Ben
1 opmerking:
Lanterfanten Een veredelde vorm van onthaasten
Een reactie posten